2e adventszondag – woorddienst

Marcus 1, 1-8
1 Het begin van het evangelie van Jezus Christus, Zoon van God.
2 Het staat geschreven bij de profeet Jesaja:
‘Let op, ik zend mijn bode voor je uit,
hij zal een weg voor je banen.
3 Luid klinkt een stem in de woestijn:
“Maak de weg van de Heer gereed,
maak recht zijn paden!”’
4 Dit gebeurde toen Johannes de Doper naar de woestijn ging en de mensen opriep zich te laten dopen en tot inkeer te komen, om zo vergeving van zonden te verkrijgen. 5 Alle inwoners van Judea en Jeruzalem stroomden toe en lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl ze hun zonden beleden. 6 Johannes droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel; hij leefde van sprinkhanen en wilde honing. 7 Hij verkondigde: ‘Na mij komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om me voor hem te bukken en de riem van zijn sandalen los te maken. 8 Ik heb jullie gedoopt met water, maar hij zal jullie dopen met de heilige Geest.’
Jesaja 40, 1-5, 9-11
1 Troost, troost mijn volk, zegt jullie God.
2 Spreek Jeruzalem moed in, maak haar bekend
dat haar slavendienst voorbij is, dat haar schuld is voldaan,
omdat zij een dubbele straf voor haar zonden
uit de hand van de HEER heeft ontvangen.
3 Hoor, een stem roept:
‘Baan voor de HEER een weg door de woestijn,
effen in de wildernis een pad voor onze God.
4 Laat elke vallei verhoogd worden
en elke berg en heuvel verlaagd,
laat ruig land vlak worden
en rotsige hellingen rustige dalen.
5 De luister van de HEER zal zich openbaren
voor het oog van al wat leeft.
De HEER heeft gesproken!’
9 Beklim een hoge berg, vreugdebode Sion,
verhef je stem met kracht, vreugdebode Jeruzalem,
verhef je stem, vrees niet.
Zeg tegen de steden van Juda: ‘Ziehier jullie God!’
10 Ziehier God, de HEER!
Hij komt met kracht, zijn arm zal heersen.
Zijn loon heeft hij bij zich, zijn beloning gaat voor hem uit.
11 Als een herder weidt hij zijn kudde:
zijn arm brengt de lammeren bijeen,
hij koestert ze, en zorgzaam leidt hij de ooien.